5 Materiële wereld

We woonden om de hoek bij de geliefde ochtendshowpresentator Matt Lauer, even verderop in de straat woonde modeontwerpster Adrienne Vittadini en aan de overkant van de straat (volgens de geruchten) woonde de man die eigenaar was van Boar’s Head, een levensmiddelenbedrijf dat vleeswaren produceert. Die laatste maakte de meeste indruk op me, omdat toen ik klein was, mijn moeder de vleeswaren van Boar’s Head alleen voor speciale gelegenheden kocht.

Zwijnhoofd, zoals ik hem was gaan noemen (ik heb de man nooit in het echt ontmoet en herinner me alleen dat ik hem slechts één keer heb gezien), had het kleine huis in boerderijstijl dat hiervoor op zijn relatief kleine stuk grond had gestaan laten slopen en had er een asymmetrisch, roze misbaksel laten bouwen: een protserige kast van een huis. Ik nam foto’s van de oude boerderij een week voordat deze met de grond gelijk werd gemaakt en wist het vast te leggen een dag na een grote sneeuwbui. Omringd door ruim een halve meter sneeuw leek het alsof de boerderij in een verdwijngat werd gezogen. Het was net een poppenhuis.

Die lente kwamen er steeds meer grote, monsterlijke huizen bij die in het landschap verspreid lagen en uiteindelijk had de omgeving haar metamorfose afgerond. We woonden officieel in een van de chicste wijken van Hampton.

Huizen waren niet de enige gebouwen die het landschap vulden. Winkeliers lieten ook van zich horen en namen ruimte in in de populairder wordende strandgemeenschap. In 1989 opende Ralph Lauren, een van de eersten die zagen dat dit gebied populairder werd, een vrijstaande winkel in East Hampton. Aan het begin van de jaren negentig werden de Hamptons overspoeld met nieuwe winkels. Een buitenpost van Saks Fifth Avenue had zich gevestigd op een prominente hoek in het centrum van South Hampton en Linda Dresner opende een kleinere variant van de naar haar vernoemde boetiek op Park Avenue. Banana Republic, Eddie Bauer, Coach, Tiffany’s en alle andere volgden.

Mijn kennis van de Hamptons voordat ik er ging wonen was beperkt. Ik was er slechts één keer geweest, begin jaren tachtig, voor een fotoshoot die plaatsvond in het huis van de vriend van een ander model. Ik herinner me dat het huis gelegen was in de bossen. De vriend van het model, de eigenaar van het huis, was twee keer zo oud als zij. Tijdens de rit terug naar Manhattan was er een levendige discussie over oud geld, exclusieve landgoederen en ongewenste dagjesmensen ontstaan. We hadden het over kunstenaars die de rustige en ongerepte stranden bezochten voor inspiratie, maar er werd geen woord besteed aan het shoppen daar.

Tien jaar later was alles veranderd. Zoals andere steden in het land, waren de Hamptons een richting opgegaan die bekend zou komen te staan als de nationale preoccupatie om meer te hebben, meer te consumeren en meer materialistische symbolen van succes te laten zien.

Juliet Schor noemt dit het ‘nieuwe consumentisme’. In een essay uit 1999 beschrijft ze het als ‘het vergroten van de levensstijlnormen; het wijdverbreide willen opvallen, statusgoederen en de strijd om ze te verkrijgen; en het groeiende gat van de wensen van de consument en hun inkomens’. Hoe dit verschilde met het gewone ‘niet bij de buren willen achterblijven’ uit vorige decennia is dat het niet langer ging om een vergelijking van gelijke middelen die plaatsvonden tussen huishoudens – de buren – maar dat er werd vergeleken met de levensstijl van de rijken en de gegoede burgerij. Het gat tussen wie we waren en wie we wilden zijn vergrootte zich. Luxe was het overheersende ideaal geworden.

Deze ‘hyperconsumptie’ van luxegoederen zou de nieuwe standaard worden, de nieuwe manier voor de Hamptons.

Mijn levensstijl begon ook om deze nieuwe consumptiestandaard te draaien.

==

Dit werd voor het eerst duidelijk bij de aankopen voor het huis.

Opeens was ik het verschil aan het afwegen tussen een Maytag en een Miele. In plaats van gewone tuinmeubels te kopen, bestelden we ligstoelen die uit Spanje waren geïmporteerd, en een roestvrijstalen barbecue van uitstekende Duitse makelij. De cappuccinomachine was een Pavoni.

De minimalistische stijl van het huis schreef de aankoop voor van nog meer moderne designmeubels dan die Thomas al had gekocht. Hij had al een indrukwekkende collectie met stukken modern design opgebouwd: dure en toonaangevende meubels, was mij verteld. Hij had een bank en stoelen van Le Corbusier, en een boekenkast van Vigo Magistretti. Bijna elke week waren we in het centrum de winkels in Soho aan het uitpluizen en hielden we stil bij Eames, Breuer, Grey en Starck. Ik had van veel van de spullen nog nooit gehoord en was er zowel verveeld als gefascineerd door. Ik besefte dat ik van shoppen voor meubels lang niet zo genoot als van het kopen van kleding. Maar ik volgde hem er toch in en probeerde mezelf snel bij te spijkeren. Uiteindelijk kochten we dingen die eenvoudig van ontwerp waren maar interessant klinkende namen hadden: Lola Mundo, Fortuny en Royalton.

Toen we aan het overleggen waren over de aankoop van het Royalton-bed dat ontworpen was door het Franse wonderkind Philippe Starck, wees de verkoper ons op de bijzonderheid van de glimmende, metaalgepunte poten van het bed, die als grote zilveren hoorns gebogen waren. Ik knikte instemmend, maar wat mij betreft leken ze precies op die bedelkettingen met hangers in de vorm van een hoorn die de Italiaanse jongens op Staten Island altijd droegen.

Op een ochtend toen ik aan de ontbijtbar van San Ambroeus aan Main Street in Southampton stond, besefte ik dat er een ex-Sport Illustrated-badpakkenmodel aan mijn linkerzijde en een tengere, helblonde elitevrouw van Manhattans beau monde, die recentelijk in Vogue had gestaan, aan mijn rechterzijde stond. Het was amper tien uur ’s ochtends en beiden waren het toonbeeld van perfectie. Het voormalige model, met een engelachtige peuter op sleeptouw, was gekleed in de ideale combinatie van een gebreide joggingbroek en een t-shirt van Petit Bateau. Haar haar dat in een nonchalante paardenstaart zat, viel verleidelijk naar voren toen ze het kind in zijn buggy zette. Haar huid straalde en leek bijna bovennatuurlijk.

Terwijl ik naar haar keek, dacht ik: dat kan ik vast ook. Dat wil ik ook proberen. Ik wilde zo perfect zijn als ik dacht dat mijn nieuwe levensstijl van me verlangde. Het was de eerste keer dat er een basis lag om dit doel te bereiken. Financieel gezien was ik voor het eerst in staat om de beste doktoren uit te zoeken om te zorgen voor mijn constante probleemhuid. Ook kon ik me de beste kapsels en kleuringen veroorloven, net als de noodzakelijke manicures en pedicures, en het abonnement op de sportschool. Het kwam op dat moment niet bij me op dat deze zoektocht naar uiterlijke perfectie een manier was om mezelf te beschermen, opnieuw, tegen de confrontatie met mijn verdriet en mijn wankele identiteitsgevoel. Om iets daarvan te kunnen begrijpen, zou ik met delen van mezelf in contact moeten komen die ik had afgesloten. Ik was niet van plan daarheen te gaan. Hoe moeilijk lichamelijke perfectie ook was, het was gemakkelijker dan in de afgrond te kijken die verschenen was na het overlijden van mijn moeder.

Onder deze omstandigheden bezocht ik de beste dermatoloog in New York en kreeg ik een drie maanden durende Accutane-behandeling wat leidde tot een huid die jonger en perfecter was dan ik ooit had gehad. Ik had een poppenhuidje, een kinderhuidje. De poriën waren verkleind; de huid was strak. Nu had ik ook die bovennatuurlijke gloed.

Vervolgens was mijn kapsel aan de beurt. Daar gingen mijn lange, golvende lokken en was mijn strakke bob een feit. Ik zette geen highlights meer en liet mijn hiervoor donkerblonde haren hun nieuwe zachte kastanjebruine kleur onthullen.

Ik onderging een metamorfose.

Mijn kledingkast onderging ook een metamorfose. Toen Thomas had geklaagd over mijn afgeknipte spijkerbroek, had ik even ruziegemaakt, maar vervolgens de oude spijkerbroek weggegooid. Nu ging ik uit mezelf al mijn oude kleren wegdoen. Daar gingen mijn lycra fietsbroek, mijn bloezen met ruches en mijn bedelarmbanden met doodshoofdjes en botjes. Daar ging mijn geliefde zwartleren motorjack. Al deze spullen werden in dozen gedaan en opgeslagen.

Er veranderde nog iets anders aan mij in die tijd: ik ontwikkelde de gewoonte om Thomas’ goedkeuring te krijgen. Tot die tijd had ik nooit iemands goedkeuring voor mijn aankopen gezocht: niet van vriendinnen, van familieleden of geliefden. De enige met wie ik regelmatig had gewinkeld, was mijn moeder. Maar zonder verzet ging ik winkelen met Thomas en vroeg ik om het knikje van de goeroe, het definitieve ja.

Ik was gemakkelijk in te palmen op dat punt, te moe, te kwetsbaar, te onzeker, om me te verzetten. Het was prettig om in de armen van iemand te kunnen vallen en naar iemands visie te luisteren over wie ik moest zijn.

==

Bij bezoekjes aan Düsseldorf en Hamburg kocht ik me scheel aan spullen van Jil Sander. In de luxueuze Jil Sander-boetiek in de Milchstrasse, in een chique buitenwijk van Hamburg, stond ik voor een driedelige spiegel mezelf te bestuderen. Ik hield van de aandacht waarmee het verkooppersoneel me overlaadde, de manier waarop ze om me heen zoemden en in vervoering raakten. Op zo’n moment besefte ik dat ik me niet langer ongemakkelijk voelde over dat soort winkelen, dat soort aandacht.

In het begin was ik er niet zeker van of de strengheid van de ontwerpen van Jil Sander mijn stijl was, maar Thomas overtuigde me dat deze strakgesneden outfits mij prima stonden. Ik begon te accepteren, ja zelfs te houden van het gebrek aan kunstgrepen en sterke lijnen, de no-nonsense kledingstoffen. Bovendien werd er in elk modetijdschrift lovend geschreven over Sander. Het merk ontving loftuitingen van de modepers. Ik merkte dat mensen heel anders op mij reageerden nu ik Jil Sander-kleding droeg. Mensen waren onder de indruk. In een erg korte periode had ik een substantiële collectie Jil Sander-kleding verzameld. Ik trok me terug in deze kleding en liet het mij meer vormen dan dat ik er zelf vorm aan gaf.

==

Ik kreeg ook plezier in het ritueel van shoppen in dure winkels. Ik hield ervan dat ik bediend werd en naar een kleedkamer werd begeleid. Ik hield van de manier waarop de spullen die ik had gekocht behandeld werden alsof het kostbaarheden waren. Ik had er plezier in om te kijken hoe mijn aankopen werden opgevouwen, in dozen werden gestopt en werden ingepakt. Een handtas die in een speciale zijden of stoffen tas werd gedaan, deed me heimelijk genoegen, en als ik zag hoe een eenvoudige witte bloes in een wolk van helder gekleurd vloeipapier werd verpakt, was dat even betoverend als een goocheltruc. Zelfs betalen werd op een bepaalde manier tot fetisj gemaakt: het bonnetje zelf werd geprint op duur papier, voorzien van het merklogo, scherp opgevouwen en in een envelop gedaan, het soort envelop dat gevoerd was zoals een dure rok.

Thomas leerde me ook dat dure kleding dure verzorging vereiste. Hij leerde me hoe ik op de juiste wijze mijn leren handtassen en jassen moest beschermen. Hij kocht een complete set prachtig zwartgelakte houten kledinghangers voor me. Daar zaten hangers bij speciaal voor jurken en hangers met goudkleurige klemmetjes voor broeken die bij een pak hoorden. Ik ontwikkelde ook de gewoonte om regelmatig naar de schoenmaker te gaan om hakken en rubberzolen te laten zetten onder elk paar nieuwe schoenen of laarzen dat ik kocht. De schoenmakers gingen me herkennen, kenden me bij naam en gaven me soms zelfs korting omdat ik een vaste klant was. Ik begreep eindelijk de uitdrukking ‘in goeden doen zijn’.

Al deze discipline en accuratesse hadden een positief effect op me. Door mezelf toe te staan bijna alleen met Thomas te shoppen, was ik in staat om de onbeheerste shopper in mezelf in de hand te houden. De spookshopper die ik was geworden na mijn moeders overlijden – degene die voor een paar duizend dollar aan zinloze creditcardaankopen deed – scheen te zijn verdwenen.

Maar terwijl het me minder dan een jaar had gekost om mijn vroegere creditcardschulden af te betalen, kostte het me jaren om mijn kredietwaardigheid terug te winnen.

Ook al liep mijn eerste uitstapje in het aanschaffen van creditcards met de gedachte een geweldige kredietwaardigheid op te bouwen rampzalig af, ik was vastbesloten om ervoor te zorgen dat het goed kwam. Ik hield mijn eigen American Express-kaart, gebruikte deze maar af en toe en betaalde nauwgezet af. Ik bleef totaal uit de buurt van klantenkaarten van warenhuizen. Voor de eerste keer in mijn leven had ik het gevoel dat ik mijn financiële verantwoordelijkheid nam. Bovendien was ik dolblij toen de kans zich voordeed om redacteur New York te worden voor een modevakblad voor de westkust. Het was voor het eerst in mijn leven dat ik een baan aangeboden had gekregen waarin ik de mogelijkheid had om professioneel te schrijven.

In plaats van bij de kredietbank te blijven waar mijn moeder ooit had gewerkt – dat was iets uit het verleden, een band met mijn moeder die nog steeds pijnlijk was – opende ik een nieuwe bankrekening voor deze nieuwe financiële toekomst.

==

Mijn gevoel van welzijn was in die tijd op weinig meer gebaseerd dan het gevoel dat het kopen van al die ‘spullen’ op de een of andere manier liet zien dat mijn leven de goede kant op ging. Mijn looncheque scheen alleen te draaien om het feit dat ik nog meer koopkracht had. De gedachte om iets van het geld dat ik verdiende te sparen, kwam in die tijd niet bij me op.

Ik, noch iemand anders in mijn omgeving, vroeg zich af waar al dit kopen toe zou leiden of wat het allemaal betekende, als het al wat betekende.

Dus het shoppen ging door.

Ik zag de inhoud van mijn kast toenemen en besefte dat ik meer had dan ik me ooit had kunnen voorstellen, en waarschijnlijk meer dan ik ooit kon dragen. En toch, ik had altijd behoefte aan meer.

Ik las gretig de nieuwe oogst van modetijdschriften – Wallpaper, Lucky en Surface – kocht soms in één maand kleding voor honderden dollars en ik had altijd een lijst bij me met spullen die ik wilde hebben uit de tijdschriften.

==

Er waren andere aspecten van mijn leven die in deze periode veranderden. Thomas en ik nodigden ook mensen uit voor etentjes, maar dat bleek niet altijd gemakkelijk te zijn. Ik was niet zo bedreven in die taak als hij wel graag gezien had. Dit was niet zo eenvoudig als het aantrekken van nieuwe kleren. En indruk op iemand maken op dat gebied vereiste meer vaardigheden dan shoppen.

De manier waarop ik de dingen aanpakte bleek niet te passen bij mijn nieuwe levensstijl. Vaak waren er ruzies over iets waarvan ik vond dat het belachelijk was. Zo had ik een keer gerookte zalm en ham op dezelfde presenteerschaal gelegd. Een andere keer ging het erover hoe ik aardbeien gedoopt in chocolade bereidde.

Maar Thomas was altijd duidelijk: hij hield ervan dat dingen op een bepaalde manier gingen en was strikt in hoe alles in huis werd verzorgd. Hij deed alles op de juiste manier, van het serveren van cappuccino tot het snijden van een snee brood. Ik gaf me over aan zijn bevelen en accepteerde ze, en probeerde mezelf aan te passen aan zijn visie van hoe dingen gedaan moesten worden. Dit betekende dat ik moest leren hoe ik plakjes prosciutto van het papier kon halen zonder dat ze scheurden, en hoe ik kaviaar moest serveren op een paarlemoeren lepel. De leistenen vloer mocht alleen schoongemaakt worden met sarsaparillazeep. Alle badartikelen moesten uit de originele verpakking worden gehaald en in smalle houders van geborsteld staal worden overgedaan. De tube tandpasta werd altijd teruggezet in het badkamerkastje en werd nooit, nee nóóit, op de rand van de wastafel achtergelaten. De vaatwasmachine werd op déze manier ingeruimd.

Elk weekend werd het zwembad, als zijnde een ritueel, bedekt met een enorm waterdicht dek dat warmte van de zon verzamelde terwijl het tegelijkertijd eventuele troep opving die anders in het ongerepte water zou vallen. Het gras werd elke week gemaaid, de ligusterhaag werd ook regelmatig geknipt. Toen mijn vader op bezoek kwam, moest ik hem vriendelijk vragen om niet op de bank te liggen met alleen zijn zwembroek aan. ‘Huidvetten, zonnebrandcrème... ze beschadigen het leer.’ Hij keek me aan alsof ik een volslagen vreemde was.

Ik verstopte mijn rommelige stapel notitieboekjes en dagboeken in een kast in een van de logeerkamers, achter gesloten deuren. En ik verstopte andere rommelige delen van mezelf.

Het was een feit dat het huis van Thomas was en niet van mij. We waren verloofd, maar ik woonde daar slechts. Hij had het gekocht en betaalde de hypotheek. Het was zijn voorrecht om de baas in zijn huis te zijn. Ik vroeg nooit hoe ik precies in dit plaatje paste. Waar mijn zekerheid lag werd nooit besproken. ‘Wat van mij is, is ook van jou,’ had Thomas altijd gezegd. Wettelijk gezien hield het geen steek. De slimme meid die ik ooit was wist dat. Maar de implicaties ervan begreep ik toen niet. Ik wilde niet nadenken over moeilijke dingen, niet worstelen met de realiteit, of vragen stellen die begonnen met ‘stel dat...’. Ik wilde alleen mijn onbewuste streven naar perfectie voortzetten.

==

En deze vaardigheid om mijn oude ik uit te wissen, mijn pijnlijke gevoelens en mijn eigen zelfstandigheid te ontkennen, was indrukwekkend geworden. Er waren slechts een paar momenten waarop iets erin slaagde om dit te doorbreken. Bijvoorbeeld toen op een zonnige middag mijn broer Francis belde. Ik nam de telefoon beneden uit het basisstation en liep al pratend naar boven. Ik vond het fijn om hem te spreken en was blij zijn stem te horen. Ik was nieuwsgierig naar wat hij te zeggen had. Maar tegen de tijd dat ik boven aan de trap was, deed het gesprek me plots stilstaan.

‘Ik kan je niet meer ontmoeten,’ zei mijn broer. ‘Vraag me alsjeblieft niet waarom. Accepteer slechts dat ik je niet meer kan zien.’ Ik herinner me dat ik op de overloop stond en met mijn blote voet over een vlek zonlicht wreef die door het dakraam kwam. De vlek zonlicht maakte een perfecte vierkant op het grijze tapijt. Ik vroeg aan mijn broer of ik iets verkeerd had gedaan.

‘Nee,’ zei hij nadrukkelijk. Maar hij wilde niet uitweiden, hij wilde niet meer helderheid verschaffen.

‘Ik denk niet dat je dit moet doen,’ smeekte ik.

‘Het is wat ik gewoon op dit moment moet doen,’ hield hij vol. En toen leek hij het gesprek te willen beëindigen.

‘Goed, wanneer spreken we elkaar weer?’ vroeg ik dom.

‘Ik heb geen idee,’ zei hij.

Ik hing op en meteen ging mijn hoofd bonzen, trokken de spieren aan de achterkant van mijn nek samen. Ik stond daar als versteend op de overloop, en zag dat de vlek zonlicht zich had verplaatst. Maar opeens deed het licht pijn aan mijn ogen en werd ik misselijk. Ik kreeg een migraineaanval, dus ik trok me terug op de enige plek die het dichtst in de buurt van totale duisternis kwam: mijn kledingkast. Ik deed de deur dicht en ging liggen op het ruwe tapijt.

Ik lag stil onder in mijn kast. De deur was dicht en binnen was het bijna helemaal donker op een kleine streep licht na die door de kieren van de deur scheen. Ik werd omringd door alle kleren die ik de afgelopen tien jaar had gekocht, of minstens door de helft ervan. Vele ervan bungelden aan een dunne zilverkleurige roede en waren zorgvuldig opgehangen aan kersenhouten hangertjes die zwartgelakt waren. Er waren speciale hangers voor mijn zware jassen en er waren fragiele hangertjes voor mijn jurken en bloezen en er waren hangertjes voor mijn broeken, voorzien van een klem, die de stof stevig vasthield. De broeken waren ondersteboven opgehangen alsof het een rij Houdini’s was die aan de enkel waren geketend. Op de planken boven mijn hoofd lagen verscheidene stapels. Er was een stapel met truien, een met alleen maar kasjmieren sjaals en een met vesten. Er was een stapel met alleen witte t-shirts en een met gekleurde t-shirts. Er was een enkele stapel gewijd aan korte broeken, joggingbroeken, yogabroeken en werkbroeken.

In mijn neusgaten prikkelde vaag de geur van cederhout. Zowel het schoenenrek als de balletjes die ik op regelmatige afstand van elkaar op de planken had geplaatst waren van cederhout. Ik voelde hoe het schurende tapijt afdrukken naliet op mijn schouderbladen en mijn kuiten; het was onaangenaam, maar ik verroerde me niet, ik liet dit ongemak zijn gang gaan.

Ik ademde de gedempte stilte in van de kleding die me omringde. Hier was het rustig, niets bewoog. Het was veilig.

Ik bleef er heel lang liggen.

==

Ik kan me niet meer precies herinneren welke zomer het was, maar het was een van die zomers die leek te versmelten met de volgende in die jaren. De zomers van de jaren negentig waarin de Hamptons steeds chiquer werden. De huizen werden steeds groter; de rijkdom nam steeds meer toe. Er leken meer beroemdheden te zijn dan in de zomer ervoor, hun glitter leek op iedereen rondom hen te blijven kleven. Er waren liefdadigheidsvoorstellingen, polowedstrijden en feestjes. En op elke willekeurige zaterdag was de hoofdstraat van Southampton gevuld met knappe mensen.

Zittend op een bankje voor St. Ambroeus op een zomerse namiddag had ik het gevoel deel uit te maken van deze betovering. Het was alsof mijn oude ik erdoor was opgeslokt. Ik droeg een eenvoudige witte, katoenen halterjurk met een erg lage rug en sandaaltjes van gebroken wit geitenleer die me deden denken aan de textuur van de gympen die ik droeg toen ik in het cheerleadersteam zat op de middelbare school. We zaten met een groepje op het bankje buiten het restaurant en we aten allemaal ijs en kletsten, lachten en baadden in kleine deeltjes glitter in het late zomerlicht die middag.

Op dat moment besefte ik dat ik straalde op die bovennatuurlijke manier. Ik had mijn doel bereikt: ik kan dit doen, ik denk dat ik dit kan. Ik zag er eindelijk uit alsof ik er onderdeel van uitmaakte: perfect, gepolijst en onberispelijk. Ik hoorde daar niet alleen door mijn uiterlijk maar ook door mijn aard. Ik bewoog me, sprak en lachte op een bepaalde manier. Ik had mezelf opnieuw geprogrammeerd, mezelf aangepast. Nu werd ik geaccepteerd op een nieuwe manier. En dit was vreemd genoeg zowel opwekkend als beperkend. Ik voelde me zowel naar voren geduwd als naar achteren getrokken. Er was een gespannenheid in me die ik niet herkende. Maar ook een duidelijke flexibiliteit; ik besefte dat ik de elastische vaardigheid had om mezelf aan te passen. Deze manier van aanpassen was als een kameleon die van kleur verandert om niet op te vallen, om veilig te zijn. Net zoals mijn broer had gezegd, was ik net als een kameleon in staat om te veranderen. Ik had een nieuwe versie van mezelf gemaakt. En dit besef voelde alsof ik in folie was gewikkeld. Een verstikkend gevoel vergezelde mijn openbaring.

Ik had een silhouet van mezelf gemaakt. Mijn inhoud werd even geparkeerd, dat zou ergens in het proces nog moeten worden ingevuld.

==

Als ik het concept van opmerkelijke consumptie nog niet eerder begreep, dan leerde ik het volledig begrijpen toen ik me tegoed deed aan de levenstijl in de Hamptons. De mogelijkheid bestond, bijna zonder beperkingen, om te kopen en te showen. Het was echt niet ingewikkelder dan dat. En omdat het, als ik erop terugkijk, zo gemakkelijk is om dit eenvoudige systeem te doorzien, was het op dat moment erg moeilijk te onderscheiden. Doordat ik omringd was door alles wat het goede leven vertegenwoordigt, het leven dat in tijdschriften, films, boeken en televisieprogramma’s, en in winkels werd gepromoot, kon ik de werkelijkheid niet meer goed onder ogen zien. In mijn geval betekende het dat ik geen contact meer had met de realiteit van alles wat me gemaakt had tot wie ik op dat moment was.

Voor mijn relatie met Thomas gold hetzelfde. Ik kende hem voornamelijk door zijn bezittingen: de meubels die hij had en die hij bleef kopen, de dure pakken die hij droeg, en de auto die hij voor zichzelf had gekocht, een zeldzame en prachtige tweedehands Mercedes 190 SL uit 1961.

Ik denk dat ik Thomas nooit echt heb gekend, niet op de manier waarop iemand na tien jaar samenwonen zou moeten doen. Ik accepteerde de oppervlakte en liet het daarbij.

In dezelfde mate geloof ik dat er hele delen van mij waren waarvan hij het bestaan niet wist. Aangezien dit het geval was, scheen shoppen de plaats in te hebben genomen van andere vormen van communicatie.